Grillig warrelig
dalen de vlokken
fel wit in het licht
van de lantaarn
bij het huis van
mijn slapende vriendje
Een werveling wit
van warrige vlokken
nietig en klein, maar massaal
dalen zij neer
op het dak
van mijn slapende vriendje
Hun nietige kracht
verwittigt de wereld
verlangzaamt
de haastige mens
maakt mooier en zachter
diens electro-metalige wereld
Zo ook hebben de vele vragen
van mijn vriendje aan zijn vader
"Mag ik spelen, mag ik eten,
mag ik slapen, bij hem?"
een kracht die groter is
dan ouderlijk gezag
Zo ook hebben de vele
en kleine momenten van
teder contact
als van vele kaarsen
toch samen de kracht
van een zon in ons leven